De
Delphiër Diomos wordt er met zijn jongere vriend Aletes op uitgestuurd
om een
uit de Apollotempel verdwenen beeld van de godheid te
zoeken. Na
omzwervingen
die hen onder andere naar Sicyon, Corinthe en Thebe voeren, vinden zij
het
beeld terug onder omstandigheden die Aletes het leven kosten.
Na terugkeer in
Delphi begaat Diomos een daad van heiligschennis, die hem een
verbanning voor
acht jaar oplevert; in den vreemde vindt hij de dood. Het centrale
thema van de
roman is de strijd tussen de verering van Apollo en de
Dionysuscultus. Vestdijk
toont zich hier schatplichtig aan de Duitse classicus en filosoof
Friedrich
Nietzsche, die de tegenstelling tussen het Apollinische en het
Dionysische als
fundamenteel voor de Griekse cultuur beschouwde. In de roman speelt de
botsing
tussen de tegengestelde principes zich zowel in de historische
realiteit als in
de ziel van de hoofdpersoon af: Diomos is in zijn extreme devotie
jegens Apollo
en zijn al even extreme afkeer van Dionysus eerder een Dionysische dan
een Apollinische
figuur. Zie ook de informatieve studie Over
de Griekse romans van Simon Vestdijk van Rudi van der Paardt,
Amsterdam
1979.
De hoofdpersoon
en verteller, Cyrus Spitama, is een kleinzoon van de Iraanse
profeet Zoroaster
en een jeugdvriend van Xerxes.
Hij
is het enige kind uit het
huwelijk tussen
een Perzische aristocraat en een Grieks meisje uit
Abdera. Rond het
midden van
de vijfde eeuw vertoeft hij, hoogbejaard, als gezant van de Perzische
koning in
het Athene van Pericles, hoort daar een voordracht van de
geschiedschrijver
Herodotus over de 'Perzische oorlogen' en vertelt in reactie daarop
aan zijn (uit
Abdera afkomstige) neef Democritus zijn levensverhaal. Eerder heeft hij
in
dienst van de opeenvolgende Perzische koningen reizen ondernomen naar
India
(waar hij Boeddha heeft ontmoet) en China (waar hij geruime tijd in het
gezelschap van Confucius heeft verkeerd). Het geschiedfilosofische
concept 'Achsenzeit' blaast op de
achtergrond natuurlijk een stevig deuntje mee (in
Athene komt de kleinzoon van Zoroaster ook nog kortstondig in contact
met een
jeugdige steenhouwer, Socrates), maar toch is Creation in de
allereerste
plaats een
zeer onderhoudende en ook erg geestige roman.
het verhaal van Alexias, een
Atheense jongen die opgroeit tot
man in de tweede fase van de Peloponnesische oorlog, van het begin van
de
Atheense expeditie naar Sicilië in 416 v.Chr. tot en met de Atheense
capitulatie,
het oligarchische regime van de Dertig en het herstel van de democratie
in
404/3 v.Chr. Maar The Mask of Apollo,
over een Atheense acteur die verwikkeld raakt in de intriges aan het
hof van de
tirannen van Syracuse (waar hij onder anderen Plato tegen het lijf
loopt), is ook
lang
niet slecht, en hetzelfde geldt voor The
Persian Boy,
over de liefdesrelatie
tussen een Perzische eunuch en Alexander de Grote. Eigenlijk staan alle
Griekse
romans van Mary Renault wel garant voor een aantal plezierige uren
lectuur. Op
het literaire niveau valt best wat af te dingen, maar als weinigen
verstond de Brits-Zuidafrikaanse schrijfster de kunst een spannend
verhaal te
vertellen
en personages te creëren waarmee je je kunt vereenzelvigen. En dan
dwingt haar
beheersing van het bronnenmateriaal ook nog eens respect af.
Over
De
nadagen van Pilatus', in:
idem, Antieke motieven in de moderne Nederlandse
letterkunde. Een
eigentijdse Odyssee (Amsterdam 1982), blz.
29-45; zie van dezelfde auteur 'De "slechte keizer" in de
Nederlandse literatuur: Couperus' Komedianten en
Vestdijks Nadagen', Lampas 21
(1988), blz. 257-270. Een enthousiaste
bespreking van de hand van Jona Lendering kun je hier vinden. Het
opvallendste personage in De
nadagen van Pilatus is
misschien wel
Maria Magdalena. De essayist en literatuurcriticus Ter Braak (foto)
meende dat Vestdijk haar had geportretteerd als 'een soort gnostische
prostituée' (Het Vaderland 27
november 1938), en waarschijnlijk heeft Vestdijk zich hier
inderdaad,
direct of indirect, laten inspireren door onorthodoxe oudchristelijke
geschriften. Pikant c.q. historisch
interessant is de volgende uitspraak van
Van der Paardt uit 1982: "Op het ogenblik is het misschien niet meer
goed te
begrijpen welke emoties de verschijning van deze roman [in 1938, jjf]
heeft
losgemaakt." Inmiddels zijn we wat meer vertrouwd geraakt met de
emoties die
fictie over de oorsprong van een religie teweeg kan brengen. Vestdijk
kreeg
weliswaar
te maken met 'negatieve, soms kwaadaardige recensies' en de
verontwaardiging
rond De nadagen van Pilatus
is waarschijnlijk
ook niet geheel vreemd geweest aan zijn ontslag als letterkundig
redacteur van
de NRC in 1939, maar dat was natuurlijk toch heel andere koek dan de
fatwa van
Ayatollah Khomeini tegen Salmon Rushdie naar aanleiding van The Satanic Verses (1988).
het tweede deel zijn regering (41-54
n.Chr.). Buitengewoon aangename lectuur, waarbij men
natuurlijk wel dient te bedenken dat
Graves met
graagte insinuaties van antieke geschiedschrijvers en biografen als
Tacitus en
Suetonius tot de status van feit verheft. Tot de hoogtepunten in beide
romans
behoren de beschrijving van een twistgesprek tussen de
geschiedschrijvers Livius en
Asinius Pollio in aanwezigheid van de dan nog jeugdige hoofdpersoon,
die zelf
ambities als historicus heeft; het verhaal van Claudius'
troonsbestijging en
van de rol daarbij van de Joodse cliëntkoning Herodes Agrippa; het
relaas van
de verovering van Britannia; en het verslag van de gebeurtenissen die
leiden
tot de executie van Claudius' overspelige echtgenote Messalina. Van de
romans
werd in 1976 door de BBC een immens succesvolle tv-serie gemaakt, met
in de
hoofdrol Derek Jacobi; nog steeds alom op DVD verkrijgbaar.
De
roman is opgebouwd als een
lange brief van de
keizer, die zijn levenseinde voelt naderen, aan zijn adoptiefkleinzoon
en
toekomstig opvolger, Marcus Aurelius. Onvermijdelijk staat de grote
tragedie in
Hadrianus' leven centraal: zijn liefde voor een jonge Griek uit
Bithynië,
Antinoüs, die tijdens een keizerlijk bezoek aan Egypte onder
raadselachtige
omstandigheden in de Nijl verdronk. De ontroostbare Hadrianus liet hem
onder de
goden opnemen en stichtte aan de Rode Zee een naar zijn geliefde
genoemde stad;
beelden van Antinous hebben tot op de dag van vandaag een prominente
plaats in
oudheidkundige musea. Vgl. over deze magistrale roman het artikel van
E. van
der Starre, 'Hadrianus redivivus? Marguerite Yourcenar en de
historische
roman', Lampas 21 (1988), blz. 271-289. Ook Ronald
Syme, een van de grootste oudhistorici van de twintigste
eeuw, wijdde in 1984 een lezing aan de pennenvrucht van Yourcenar:
'Fictional
history old and new: Hadrian', herdrukt in: Roman
Papers VI (Oxford 1991), blz. 157-181. Nederlandse vertaling:
Marguerite Yourcenar, Herinneringen
van
Hadrianus. Vertaald door Jenny Tuin, Amsterdam 1998.
.
Hij
werd
vermoord
en opgevolgd door zijn neef Alexander Severus, de laatste
keizer uit de
Severische dynastie. Ik weet niet of het
barokke proza dat Couperus in deze roman
hanteert, voor moderne lezers nog te pruimen is, maar lees de eerste
alinea
van de roman (hieronder) eens hardop voor jezelf voor. Misschien ben je
dan wel verkocht, want het
behoort tot de fraaiste stukken kunstproza die in het Nederlandse
taalgebied
zijn geproduceerd. Wil je het jezelf wat makkelijker maken, probeer dan
het verhaal 'De naumachie', over de wederwaardigheden van een jonge
gladiator
tijdens een zeeslag tussen gladiatoren onder keizer Claudius. Het is te
vinden
in de bundel Schimmen van
schoonheid (1912); vgl. Manfred Horstmanshoff: "En
ik verheugde mij om de rijzende zon." Een interpretatie van Couperus'
verhaal 'De naumachie'. Couperus
Cahier VI (Den Haag 2001). Ook De
Komedianten (1917), een roman
die speelt ten tijde van keizer Domitianus (81-96), schijnt de moeite
waard te
zijn; vgl. het hierboven vermelde Lampas-artikel
van Rudi van der
Paardt. Verder zoeken kan met behulp van de informatieve website van
het Louis
Couperus Genootschap.
In
den zoelen nacht van nazomer triltintelden over Emessa aan wijd effen
hemel van wolkenlooze nachtkleur de duizende en duizende kristallen
sterren, en tusschen de schitterendste vulde de hemelafgrond zich met
fijner gepoeier van licht, terwijl daar omheen weêr kleinere dan die
zongroote, maar grootere dan zoó poeierfijne geprikt waren in
onbenaderbaren overdaad, als waren van starrenweelde de goden dronken
geweest, als hadden zij allen, de goden, alle de starren uitgezaaid in
zwijmelende lichtdronkenschap. En dwars over dien hemel van weelde
blankte de breede en uitvloeiende Melkweg, nauwlijks als een sluier en
meer als een glorie, en een pad van triomf voor den oppergod, gepoeierd
met lichtstof, gestapeld met sterren, zoo vele, dat de voeten der
goden, welke er over heen zouden gaan, daar zeker in verzinken zouden
als in een gouden zand, diep.

In navolging
van Robert Graves en Marguerite Yourcenar schreef ook Gore
Vidal (1925-2012) met Julian
(1964) fictieve
mémoires van een keizer, in dit geval de laatste heiden op de troon van
het
Romeinse rijk. Julianus 'de Afvallige' probeerde tijdens zijn
korte regering
(361-363) de
onstuitbare opmars van het christendom een halt toe te
roepen. De
schrijver
heeft het zich zeker niet gemakkelijk gemaakt: een inmiddels wel
bekende
succesformule is hier op originele wijze toegepast. De
handeling van de roman
speelt in feite enkele decennia na de dood van Julianus, en de dan
zojuist
opgedoken gedenkschriften van de keizer worden doorsneden met het
commentaar
van twee met de keizer bevriende intellectuelen, die de beschreven
gebeurtenissen ook hebben meegemaakt: de redenaar Libanius en de
filosoof
Priscus. Het resultaat is tegelijkertijd ontroerend en hilarisch. Julian is een van de meest
geslaagde
romans van een van Amerika's grootste romanciers.
Over de godsdienstpolitiek van Julianus bestaat een even toegankelijk
als
informatief boek in het Nederlands van de hand van Hans Teitler, Julianus
de Afvallige. Nieuw
licht op de christenvervolgingen, Amsterdam
2009; daarvan is inmiddels bij de Oxford University Press ook een
Engelse versie verschenen: The
last pagan emperor. Julian the Apostate and the war against Christianity,
New York 2017.